Privacy en Artificial Intelligence

25.00

Een rechtsfilosofische beschouwing van het Europees privacyrecht aan de hand van Kierkegaard en Mill

Artikelnummer: 978-90-8863-263-1 Categorieën: , Tags: , , , , ,

Beschrijving

Artificial Intelligence zal vergaande gevolgen en veranderingen voor het individu en de samenleving met zich meebrengen, zowel juridische als ethisch-filosofische. De vraag is of techbedrijven voldoende oog hebben voor de risico’s van AI en hun morele verantwoordelijkheid nemen, of dat hun door de markt en maatschappij ingegeven streven naar winst en innovatiedrang hen hierbij in de weg zit. In een poging de ontwikkeling van ‘betrouwbare’ AI te garanderen (‘goedaardige intelligentie’) is wellicht een intensievere coördinerende rol van de internationale politiek gewenst.
In dit boek onderzoekt mr. Bernard de Wit in hoeverre er een actieve verplichting op techbedrijven dient te rusten om betrouwbare AI te ontwikkelen die de privacy van de burger respecteert. Daarbij staan de juridische noties van het recht op privacy en het daarmee samenhangende, meer filosofische begrip ‘vrijheid’ centraal. De auteur richt zich voornamelijk op regelgeving van de Europese Unie, daar zij vaandeldrager is op het gebied van ‘betrouwbare’ AI.
Het boek begint met een beschrijving van de geschiedenis, de technologische stand van zaken en de potentie van AI, alsmede privacyrisico’s en dilemma’s die aan AI zijn verbonden. Vervolgens wordt het juridische kader aan de hand van regelgeving van EU behandeld. Daarna schetst de auteur aan de hand van twee grote denkers uit de 19e eeuw – John Stuart Mill (utilisme) en Søren Aabye Kierkegaard (existentialisme) – een (rechts)filosofisch kader waarbinnen betrouwbare AI-ontwikkeling in de toekomst kan plaatshebben. Tot slot beschrijft de auteur wat onder ‘betrouwbare AI’ kan worden verstaan en doet hij enkele concrete aanbevelingen voor een proactiever juridisch stelsel.

Extra informatie

Auteur

ISBN

Aantal pagina's

Jaar van uitgave

2020