Beschrijving
Conservatoir beslag kan gemakkelijk worden gelegd, maar het is voor de beslagene een hele opgave om ervan af te komen. Bovendien kan het beslag verstrekkende (financiële) gevolgen hebben. Het wordt de beslagene dermate moeilijk gemaakt dat gerust kan worden gesproken van een verstoord evenwicht tussen zijn belangen en die van de beslaglegger.
Op grond van artikel 700 lid 1 Rv kan aan de voorzieningenrechter verlof worden verzocht om conservatoir beslag te mogen leggen. Er zijn meerdere wegen waarlangs het mogelijk is om het gelegde conservatoir beslag te laten opheffen. In dit boek staat het kort geding tot opheffing van conservatoir beslag (het ‘opheffingskortgeding’) ex artikel 705 Rv centraal. Een procedure die met name in spoedeisende gevallen uitkomst zou moeten bieden, maar desondanks door – advocaten van – beslagenen (te) weinig wordt gebruikt.
Kern van het boek is de vraag: hoe kan de (processuele) positie van de beslagene in het opheffingskortgeding worden verbeterd, zodat de belangen van de beslaglegger enerzijds en die van de beslagene anderzijds in de regeling van het conservatoir verhaalsbeslag beter met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht?
Om die vraag te beantwoorden behandelt de auteur zowel het conservatoir verhaalsbeslag onder de beslagene als het conservatoir derdenbeslag. Hij gaat daarbij uitgebreid in op – de knelpunten in – het opheffingskortgeding. Daarnaast verkent hij de beslagverlofprocedure en de aansprakelijkheid voor onrechtmatig gelegd beslag. Hij onderzoekt hoe de (zo vergelijkbaar mogelijke) beslagprocedure in Engeland, Duitsland en België is geregeld en wat Nederland daarvan kan leren. Tot slot komt hij met praktijkadviezen hoe het belangenevenwicht tussen de (processuele) posities van de beslagene en de beslaglegger in het opheffingskortgeding kan worden verbeterd.