Beschrijving
Sinds 1 februari 2008 is de Wet OM-afdoening van kracht. Op grond hiervan kan het Openbaar Ministerie bepaalde misdrijven en overtredingen buiten de rechter om af doen door een strafbeschikking op te leggen. Sinds 1 maart 2011 is het toepassingsbereik van deze wet uitgebreid en geldt de OM-afdoening ook voor verdachten van 12 tot 18 jaar. Het OM kan hen dus vervolgen én bestraffen. In dit boek onderzoekt mr. Patrick Na in hoeverre dit overeenkomt met de bijzondere rechtspositie van minderjarigen binnen het Nederlandse strafrecht.
Voor minderjarigen zijn speciale rechtswaarborgen vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Te denken valt aan het fair trial-beginsel en de onschuldpresumptie, maar het IVRK heeft ook speciaal oog voor het pedagogisch belang, wat blijkt uit de rol die ouders en advocaten spelen als een jeugdige wordt aangehouden. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Wet OM-afdoening geen aandacht besteed aan die bijzondere rechtspositie van de jeugdige. De vraag is of de rechten van minderjarigen in de zin van het IVRK nog voldoende worden gewaarborgd.
In dit boek behandelt de auteur de beginselen en uitgangspunten van het Nederlands jeugdstrafrecht, het stelsel van buitengerechtelijke afdoening vóór de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening, de hoofdlijnen van de Wet OM-afdoening en de invloed van deze wet op de rechtspositie van minderjarigen in het kader van het jeugdstrafrecht en het IVRK.