Beschrijving
In tijden van recessie worden ondernemingen regelmatig geconfronteerd met reorganiserende of faillerende wederpartijen. Het eigendomsvoorbehoud is een veel gebruikte constructie die zekerheid moet bieden tegen weinig liquide of insolvente afnemers.
Een nieuw probleem dient zich aan wanneer die afnemer zich buiten Nederland bevindt. Het goederenrecht – en daarmee stelsels van eigendomsvoorbehoud – is binnen Europa verre van geüniformeerd, zodat oplossingen moeten worden gevonden via het conflictenrecht van het internationaal privaatrecht of via een door partijen overeengekomen rechtskeuze bij de regeling van een nationaal rechtsstelsel. Omdat Duitsland de belangrijkste handelspartner is voor het Nederlands bedrijfsleven, vergelijkt mr. Stéphanie Broekaart in deze studie het Nederlandse eigendomsvoorbehoud met het Duitse.
Zij gaat in op de toepassing, het karakter en de herkomst van het eigendomsvoorbehoud, de inhoud, reikwijdte en constructie van beide stelsels, en op de uitbreiding en verlenging van het eigendomsvoorbehoud tussen professionele handelspartijen in Nederland en Duitsland. Daarbij gaat het steeds om de vragen welke vorderingen naar Nederlands en Duits recht onder het eigendomsvoorbehoud kunnen worden gebracht. Ook gaat de auteur in op de gevolgen van het eigendomsvoorbehoud op zaaksvorming, natrekking en vermenging. Dat is van belang omdat in de relatie tussen professionele handelspartijen goederen niet zelden reeds worden verwerkt of doorverkocht, terwijl deze nog niet (volledig) zijn betaald.