Beschrijving
De afgelopen decennia heeft de Hoge Raad het leerstuk van de werkgeversaansprakelijkheid steeds verder uitgebouwd en ingekleed. Schending van de zorgplicht uit art. 7:658 BW vormt niet langer de enige grondslag voor schadevergoeding. Inmiddels speelt binnen het stelsel van werkgeversaansprakelijkheid ook art. 7:611 BW een volwaardige rol. De daarin opgenomen norm van het goed werkgeverschap kan uitkomst bieden voor werknemers die niet met succes hun toevlucht kunnen zoeken tot art. 7:658 BW. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij ongevallen op de grens van werk en privé (zoals bedrijfsuitjes) en bij arbeidsgerelateerde verkeersongevallen.
De auteur (advocaat bij Dirkzwager Advocaten) geeft een historische schets van de ontwikkeling van het leerstuk van de werkgeversaansprakelijkheid in de periode 1838 tot de invoering van art. 7:658 BW in 1997. Vervolgens gaat hij in op de wetsgeschiedenis van art. 7:611 BW en de rol die rechtsvorming speelt bij de toepassing van vage normen als het goed werkgeverschap van art. 7:611 BW. De kern van het boek bestaat uit een uitgebreide bespreking van de jurisprudentiële ontwikkeling van art. 7:611 BW als aanvullende grondslag voor schadevergoeding bij arbeidsgerelateerde ongevallen. De focus ligt daarbij op de opkomst en ontwikkeling van het door de Hoge Raad geïntroduceerde art. 7:611-regime bij arbeidsgerelateerde verkeersongevallen en de impact die dit heeft gehad op het gehele stelsel van werkgeversaansprakelijkheid. De auteur zet de kritieken op het huidige stelsel van werkgeversaansprakelijkheid uiteen en bespreekt de voor- en nadelen van de alternatieve stelsels die in de loop der jaren zijn voorgesteld ter vervanging van het huidige stelsel.
Ook voor u interessant: Werkgeversaansprakelijkheid in schemerwerktijd en op schemerwerkplekken.