Beschrijving
Het bestraffen van gevallen van onbewuste culpa confronteert de rechtspraktijk en rechtswetenschap onverminderd met problemen. Waarom en hoe valt bestraffing te rechtvaardigen van iemand die niet wist dat hij in de fout ging en die moet leven in de wetenschap dat door die fout iemand lichamelijk letsel is toegebracht of is komen te overlijden? In dit boek staat dit culpa-probleem centraal.
De auteur markeert daartoe eerst de bijzondere positie van de onbewuste culpa ten opzichte van de andere schuldvormen, in het bijzonder de bewuste culpa en het voorwaardelijk opzet. Vervolgens beschrijft hij op welke wijze de wetgever, de rechtspraak en de doctrine denken en dachten over het culpaprobleem. De auteur behandelt daartoe onder meer de wetgeving die heeft geleid tot de strafverhogingen van culpose delicten, de culpa-jurisprudentie van de Hoge Raad tussen 2004 en 2010, het bewijs van de culpa door feitenrechters, de verschillende strafmotiveringen na een bewezenverklaring van een onbewust culpoos delict alsmede de wetenschappelijke literatuur van begin vorige eeuw tot heden met betrekking tot het culpa-probleem.
Geconcludeerd wordt dat de wetgever het culpa-probleem te veel heeft genegeerd, de rechtspraak weinig consistent omgaat met het leerstuk en de doctrine geen bevredigende rechtvaardiging voor bestraffing van de onbewuste culpa heeft weten te formuleren die ziet op de psyche van de dader. Deze conclusies brengen de auteur tot een voorstel van een nieuwe wijze van strafbaarstelling van onbewust culpoos gepleegde delicten.