Beschrijving
Het Nederlandse strafproces kent als uitgangspunt dat het straffen van onschuldige personen moet worden voorkomen. Daarvoor is een systeem van rechtsmiddelen ontwikkeld: bij een hogere rechter kan om een nieuw oordeel worden gevraagd. Hiertegenover staat het adagium litis finiri oportet: aan een geschil moet eens een einde komen. Deze twee belangen botsen het meest bij het bijzondere rechtsmiddel van de herziening: nadat twee feitenrechters en de cassatierechter over een zaak hebben geoordeeld, kan deze worden heropend.
In dit boek bespreekt mr. Abraham de Groot de Nederlandse herzieningsregeling aan de hand van enkele recente gezichtsbepalende zaken: Lucia de B., de Enschedese ontuchtzaak en Ina Post. Daarbij wordt ook het functioneren van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (Commissie Posthumus II) kritisch belicht. Centraal in deze studie staat de vraag of, en zo ja op welke punten, de herzieningsprocedure in Nederland moet worden aangepast. De auteur neemt daarbij het conceptwetsvoorstel Wet hervorming herzieningsregeling als uitgangspunt. Hij pleit voor een ruimer novumbegrip en voor de instelling van een onafhankelijke herzieningscommissie.